You are here: Home page » Oeuvre » Overview 2018

Overview 2018

2018 Beelden in meervoud - INLEIDING

Foto Lucia Fallzari
Foto Lucia Fallzari

Beelden in Meervoud
Samenwerkingsproject met kunstenaars Antoon Ruigrok en Frida van der Poel
16 febr. – 16 april 2018
De ‘Oude UB’, Rapenburg 70, Leiden

‘Beelden in Meervoud is een tentoonstelling van de glasdia-installaties van beeldend kunstenaar Rudi Struik. Dit zijn werken waarin oude 10 x 8.5 cm glasdia’s, afkomstig uit het archief van Henri van de Waal, hoogleraar kunstgeschiedenis in Leiden van 1946-1972, een prominente plek hebben gekregen. Toen in 2002 de collectie prenten, tekeningen en fotografie van het toenmalige Prentenkabinet – gelieerd aan het Kunsthistorisch Instituut van de Universiteit Leiden – van Rapenburg 65 verhuisde naar de Universiteit Bibliotheek aan de Witte Singel en werd ondergebracht in de afdeling Bijzondere Collecties, werd er meteen een grote schoonmaak gehouden. Uiteraard verhuisden de boeken, archiefstukken, de door Van de Waal verzamelde fotografica, camera’s en doca-materiaal mee naar de UB, maar niet alles hoefde of kon mee.

Eén van die dingen betrof een groene, metalen ladekast waarin duizenden glasdia’s waren opgeborgen. Dat bleken de glasdia’s te zijn die Van de Waal gebruikte voor zijn colleges kunstgeschiedenis toen er nog geen kleinbeeld-dia’s waren. De toenmalige conservator fotografie heeft eerst nog geprobeerd de kast met inhoud bij een archief of museum onder te brengen, maar er was geen interesse. De dia’s zouden bijna in de glasbak zijn verdwenen als niet Rudi Struik zijn oog had laten vallen op de kast. Hij was er meteen weg van, maar pas toen de kast met zijn loodzware laden die stuk voor stuk moesten worden overgebracht, in het atelier stond, kon hij de inhoud ervan pas goed bekijken. Dat werd een ware ontdekkingstocht.

Niet alleen bleek het om duizenden glasdia’s te gaan van West-Europese kunst van de late Middeleeuwen tot in de twintigste eeuw met veel grafiek, tekeningen en schilderijen uit de Nederlanden van de zestiende en zeventiende eeuw, de dia’s waren ook van hoge kwaliteit en vaak buitengewoon scherp. De meeste zwart/wit maar een enkele in kleur en ook zat er de nodige architectuur tussen. De verzameling laat zien wat Van de Waal gebruikte in zijn colleges, dus aan de hand waarvan hij de kunstgeschiedenis vertelde, maar tegelijkertijd wordt duidelijk hoeveel kunst niet in de ladekast vertegenwoordigd is. Ook met dat gegeven is Struik aan de slag gegaan. In de werken zijn evenveel open plekken als dia’s. De lege plekken representeren wat in vele collecties ontbreekt, wat niet in kunsthistorische vertellingen van toen is opgenomen. Deze ‘lege’ plekken kan de beschouwer zelf invullen.

Van de glasdia’s heeft hij kleine of juist monumentale installaties gemaakt. In de werken wisselen serialiteit en toeval elkaar af. Soms zijn dia’s heel bewust geordend, soms willekeurig uit de lades gehaald. In sommige gevallen laat een lamp de dia’s oplichten, zodat er een fraai spel van licht en schaduw, en van beeld en projectie ontstaat. Het hout is afkomstig van wijnkisten, sigarendozen, schilderijlijsten, deurpanelen – gebruikt hout dat een nieuwe bestemming krijgt. Het materiaal neemt een centrale positie in, het wekt nieuwsgierigheid op over waar het vandaan komt en waarvoor het gebruikt is. De werken brengen het uit het oog geraakte dia-materiaal opnieuw tot leven. Ze vertellen niet de traditionele kunstgeschiedenis maar maken allerlei andere, nieuwe verhalen mogelijk.

2018 Beelden in Meervoud - TENTOONSTELLING

Foto Lucia Fallzari
Foto Lucia Fallzari

Rudi Struik
Beelden in Meervoud
Samenwerkingsproject met kunstenaars Antoon Ruigrok
en Frida van der Poel
16 febr. – 16 april 2018
De ‘Oude UB’, Rapenburg 70, Leiden

De tentoonstelling Beelden in Meervoud is een ontdekkingsreis door een universum van beeld. De oude glasdia’s spreken tot de verbeelding, niet alleen omdat ze een keur aan kunst en architectuur laten zien, maar ook de aandacht vestigen op het oude ambacht en het materiaal. Kunst- en natuurlijk licht brengt de beelden weer tot leven, licht en schaduw bespelen open en gesloten ruimtes. Een onderdeel van dit projectieproject is de Diascoop waarin de toverlantaarn gebruikt wordt als diaprojector waar de bezoeker zelf het diabeeld kan uitzoeken. Er bovenop staat een serie Lantaarns. In de Open Structuur zijn Diabladen I-XVI gehangen die de ruimte ritmisch moduleren, en de Dialamp. Een uitzonderlijke vorm heeft het schijnsel van dia van El Greco’s ‘Fray Felix Hortensio Palavicino’ uit ca. 1605 gekregen: hij is afgedrukt in gips en is daarmee een ‘foto-mural’ geworden. De Nissen gevat in open zuilen vormen de entree tot de gehele ruimte.

Art frame (2003) is een monumentaal rechthoekig houten raamwerk (h 216 x 100 x 73 cm). De gestapelde reeksen dia’s alterneren met smalle banen van triplex. De dia’s bestaan uit twee dunne glasplaatjes die aan de randen met tape bij elkaar worden gehouden. Op papieren repen aan de zijkanten van de glasplaatjes is in een mooi lopend handschrift in pen of potlood de naam van de kunstenaar, de titel van het werk en soms ook de collectie vermeld. Nummers en kleurcodes verwijzen naar hun voormalige gebruik. Wij zien, in zwart/wit, haarscherpe afbeeldingen van de grote meesters van weleer: Bosch, Breugel, Rembrandt, Rafael, Da Vinci. In het midden van het bouwwerk schijnt een kloeke gloeilamp die eveneens uit de collectie van het Leidse Prentenkabinet tevoorschijn kwam. Door het schijnsel van de lamp doemen als geesten uit het verleden de beelden van de oude meesters op. Alles in zwart/wit, op een enkele uitzondering na.

In het Kamerscherm zijn de twee onderste zijpanelen bedekt met informatie die op papieren reepjes op de dia’s was geschreven. Het is even zoeken welke tekst bij welke dia past. Het bovenste middenpaneel is geheel zwart en verwijst naar alle kunst die onbekend is gebleven.

In de Schouwtoneeltjes (2005) is de ruimte in de dia’s opnieuw gevormd. De werkfoto die Leopold von Kalkreuth tot voorbeeld nam voor een serie tekeningen en schilderijen (‘Die Fahrt ins Leben’, ca 1900) en waarvan een glasdia in de ladekast zat, heeft een eigentijdse toepassing gevonden. De dia is gescand, de verschillende ‘plans’ – dat wil zeggen de verschillende lagen van het beeld – zijn van elkaar losgemaakt en als losse onderdelen van de compositie op transparante bladen geprint. Achter elkaar geplaatst is er een driedimensionale ruimtelijke setting ontstaan. Een tl-buisje straalt het beeld aan. Met hetzelfde procédé is ook een van Pieter de Hoogh’s ‘Binnenplaatsen’ uit ca 1655 bewerkt tot een schouwtoneel.

In de vitrines langs de wanden zijn verschillende werken te zien: in de serie Diabladen I-XVI (2012-18) zijn dia’s als venstertjes in hardboard platen gevat als bladzijden van een boek. In de Diapaneeltjes (2005-18) zijn de dia’s losgemaakt van hun oude functie en bevestigd op houten plaatjes. Het licht komt niet van binnenuit maar valt van buitenaf op de dia’s. Ze zijn niet meer transparant en het hout wordt, net als het glas, drager van het beeld. In de monumentale Diaruit (2013) zitten diapaneeltjes in houten sigarenkistjes, de paneeltjes alterneren in diepte.

Twee ramen in de hal hebben bijzondere toepassingen gekregen. Het ovale raam in de muur naar het restaurant is een Diaoog geworden en een van de ramen naar de tuin een Diaraam.

Jan Teeuwisse bij de opening van de tentoonstelling Beelden in Meervoud, 15 februari 2018

Dames en heren,
Voor een kunsthistoricus geboren voor 1960, is de glas-dia een begrip. Het beeld, de afbeelding, was natuurlijk lang niet zo direct toegankelijk als tegenwoordig. Als je nu college geeft, checken de toehoorders direct of je staat te zwammen en zoeken zelf gerelateerde plaatjes op. Als je rond 1980 aan de Gemeente-Universiteit van Amsterdam studeerde – zoals ik - was daar ten eerste de Platenkamer. Daar stonden in serene stilte kasten vol groene, in de gevangenis vervaardigde dozen met zwartwit foto’s op karton geplakt, voorzien van keurig getypte bijschriften – en deze platen diende je volgens de edele regels van het prentenkabinet te hanteren. Er was ook een instituutsfotograaf die je, als je een referaat met dia’s moest houden, opdracht kon geven om reproducties uit boeken te maken. Hij rookte pijp, droeg een barok haarstuk en had nooit tijd want aan de waslijn hingen de huwelijksfoto’s waarmee hij bijbeunde. De hiërarchie van het Kunsthistorisch Instituut, die de Maagdenhuisbezetting moeiteloos had doorstaan, zorgde ervoor dat grootheden als Van Regteren Altena en Hans Jaffé nauwelijks weet hadden van de gedragingen van hun personeel. Het instituut paste naadloos in Voskuils Het Bureau en ik vermoed dat het hier in Leiden niet heel anders is geweest. Naast de Platenkamer en de onwillige fotograaf was er het befaamde Lichtbeeldeninstituut, een onafhankelijke instelling die was ondergebracht in een voormalig patershuis aan de Stadhouderskade. Aldaar zwaaide een oude dame de scepter en wij waren allemaal bang voor haar want zij surveilleerde met een stok. Het was in die jaren dus nog best een klus om je plaatjes bijeen te krijgen.

Zelf heb ik ook aan het roer van de universitaire, kunsthistorische plaatjesfabriek gestaan. Drie jaar was ik assistent van de hoogleraar-directeur van het Archeologisch Instituut/ Allard Pierson Museum. Je deed alles voor je baas, zelfs verliezen met tennis. Maar daarnaast bestierde ik daar aan de Oude Turfmarkt de diatheek en moest ik voor alle colleges de dia’s leveren en - soms - maken. Ik herinner me een hoogleraar West-Aziatische Archeologie die me stapels muisgrijze boeken gaf met het klemmend verzoek daaruit dia’s te maken, die hij graag ‘pittig’ zag. Projecteren deed ik ook. Dat laatste speelde zich af in een bloedheet hok in de nok van een amfitheatervormige collegezaal in de Oudemanhuispoort. Die verzengende hitte ontstond door de twee carrouselprojectoren die de gewoonte hadden vast te lopen. Dan kon je natuurlijk meteen bellen met iemand van de Technische Dienst die doorgaans onbereikbaar was bij het koffieapparaat. De hoogleraar had de gewoonte mij een doos dia’s te geven in de overtuiging dat ik net zo veel wist van het proto-Korinthisch of roodfigurig vaaswerk als hij. Vanaf het podium riep hij dan: nu de Berlin Cup of de Swing Painter. Een afbeelding op zijn kop bracht hem in het geheel niet uit zijn evenwicht want hij praatte gewoon door terwijl ik de zaal in beweging zag komen.

Het is dankzij beeldend kunstenaar Rudi Struik dat al deze, soms traumatische, herinneringen weer opborrelen. Ik leerde hem kennen tijdens de opbouw van de tentoonstelling The Unwanted Land in museum Beelden aan Zee eind 2010. Rudi was een van de 6 exposerende kunstenaars met een migratie-achtergrond, tegelijk een van de thema’s binnen zijn lastig te kaderen oeuvre want als je denkt hem in die la te kunnen stoppen, slaat hij alweer een andere weg in. (Zoals zijn Nederlands je ook in verwarring brengt. Het is ABN maar altijd met dat snufje elegantie dat hem buiten de polder houdt.) Op die tentoonstelling in Scheveningen exposeerde Rudi een onvervalst Hollands fenomeen, namelijk sjoelbak, danig gemanipuleerd, en mijn collega Dick van Broekhuizen herinnerde mij aan een onvergetelijke scene tijdens de opening. De bekende architect en societyfiguur Cees Dam was met zijn partner, de toenmalige Grootmeesteres van de Koningin, luidkeels Rudi’s creatie aan het uitproberen. De ware betekenis van deze nationale volkssport werd ons notabene duidelijk gemaakt door een migrant. In de catalogus zegt Rudi: ‘(…) de wereld is een sjoelbak, alleen met vaste hand kun je de beoogde bestemming bereiken.’ Met vaste hand is hij vanaf 2002 de kunstgeschiedenis naar zijn hand gaan zetten.

Rudi wordt geïnspireerd door het verweesde object, het doorleefde, de patine des tijds. Toen in 2002 de historische collectie glasdia’s van de befaamde Leidse kunsthistoricus Henri van de Waal bij het oud vuil gezet dreigde te worden, wierp Rudi zich op als redder van dit cultureel erfgoed. Hij sleepte de loodzware ijzeren laden met daarin duizenden dia’s naar zijn atelier en laat deze sindsdien het uitgangspunt zijn van zijn ruimtelijke objecten en installaties. (Zo zag ik in de literatuur een installatie Selected Histories op een tentoonstelling in Warschau in 2006.) Tussen 1946 en 1972 was dit materiaal nog het gereedschap geweest, het numeriek gesystematiseerde beeldleerapparaat, waarmee generaties kunsthistorici in zwart wit zijn opgevoed. Van de Waals colleges in de zogenaamde Beeldleer zijn des te legendarischer omdat er geen schriftelijke weerslag van is maar louter opgetekende herinneringen van leerlingen als Rudi Oxenaar, Hans Locher en Rudi Fuchs. Van de Waal wilde de grammatica van de beeldende kunst schrijven. Hij bestudeerde de functie die het beeld in de samenleving vervult en dat in een land waar het merendeel der kunsthistorici, aldus de scherpe Van de Waal, niet zozeer ‘onderzocht’ als wel ‘uitzocht’. Van de Waal ging uit van het beeld en het verhaal wil dat hij samen met de beeldhouwer Jobs Wertheim in gevangenschap in Westerbork reeds de plannen heeft gesmeed die tien jaar later zouden resulteren in het fenomeen Openbaar Kunstbezit, de losbladige iconologie voor Jan met de pet.

De in 1972 overleden, internationaal gereputeerde Van de Waal heeft niet kunnen bevroeden dat zijn glazen beeldcollectie al 30 jaar na zijn dood als overbodig zou worden beschouwd. En al helemaal niet dat een kunstenaar het niet alleen zou redden maar het tevens een nieuwe lading zou geven. Rudi componeert met de dia’s zorgvuldig uitgewogen plastiek en hij past ze toe in installaties. Het beeldapparaat van Van de Waal is gefocust op de westerse kunstgeschiedenis en daarbinnen op de Old Masters van het platte vlak. Beeldhouwkunst zal, naar ik vermoed, grotendeels ontbreken in Van de Waals gereedschapskist en het is daarom wel zo pikant dat juist een beeldhouwer met deze iconografische klei is gaan boetseren. Over die beperking - in keuze, in kleur - gaan de werken van Rudi ook want door bewust leegten te creëren, wordt de beschouwer in staat gesteld eigen iconen aan te dragen. De Beelden in meervoud vertellen hoe Van de Waal de kunstgeschiedenis interpreteerde en ze vertellen ook wat hij daarbuiten liet. Er zijn intieme en er zijn monumentale installaties, er is ordening en er is chaos, gecreëerd uiteraard. Een enkele keer wordt van kunstlicht gebruik gemaakt, dan weer is het plaatje vrijwel ondoorzichtig tegen een houten achterwand geplaatst. Ook in die keuze van hout toont Rudi zijn voorliefde voor het doorleefde, het afgedankte, want dat hout komt van deuren, sigaren- en wijnkisten (hier ziet u ook meteen het totale commitment van de kunstenaar want die kisten moeten natuurlijk eerst leeg). Ook hier zou je kunnen spreken van reflectie op Van de Waal die in zijn Beeldleercolleges er niet voor schroomde ook de betekenis van een Sunkist affiche te duiden. Van de Waal was de eerste hoogleraar Kunstgeschiedenis in Nederland die zijn studenten de ogen opende voor het moderne medium fotografie. (De enige Van de Waal Lezing die ik heb zien uitspreken, ging over fotografie en de weduwe Van de Waal hoorde het aan.) In zijn werk, betoont Rudi eer aan de hoge kwaliteit van de reproductiefotografie, geklemd tussen twee glazen plaatjes, zorgvuldig beschreven en zwart omrand als ware het een rouwkaart.

De Beelden in Meervoud van Rudi Struik zijn op zichzelf staande sculpturen, betekenisvolle en esthetische objecten die de poort openen naar een vrijwel oneindig universum van tradities, betekenissen en reflecties. Het is beeldende kunst, Monumentenzorg, Ausbreitung und Nachwirkung tegelijk. Je zou het geniaal kunnen noemen. Ik complimenteer Rudi met deze tentoonstelling en met hem Frida van der Poel en Antoon Ruigrok voor de bijzondere wijze waarop zij Beelden in Meervoud hebben vormgegeven. Ten slotte zou ik u allen hier, in deze nobele academische omgeving, achter willen laten met de vraag: ‘Zou Van de Waal de meervoudige beelden van Rudi Struik hebben geïncorporeerd in zijn Beeldleercolleges of zou hij ze als de complete melt down van zijn leer hebben opgevat?

22-02-2018 Recensie Leidsch Dagblad

Lees recensie Leidsch Dagblad [963 KB] - Wilfred Simons

Frida van der Poel, Antoon Ruigrok

Frida van der Poel is beeldend kunstenaar en zelf-producerend meubelontwerper. Zij is afgestudeerd aan het Meubileringscollege te Amsterdam in 1991. Haar werkplaats houdt zich bezig met interieurprojecten en meubelproducten. Haar schetsontwerpen paren sculptuur aan functionaliteit. Belangrijke elementen zijn perspectief en plasticiteit. Soliditeit en speelsheid (functie en drama) combineren zich in het meubelobject. Zoals de Tsjechische kubist Janák schreef in 1910: „als het ontwerp zich richt naar de kunst wordt zij vanzelf nuttig.“ Sinds 1991 is Van der Poel actief lid van het kunstenaarsinitiatief Galerie Zône voor toegepaste kunst in Leiden. Zij werkt ook in opdracht. Haar werk bevindt zich Adelaide (Australië), Abu Dhabi, de Algarve (Portugal), Uppsala (Zweden), Keulen en op diverse plekken in de wijde omgeving. In 2016 was zij deelnemer met een ‘Telgang’- meubel aan de expositie MASTERLY tijdens de Salone del Mobili in Milaan. Zie verder www.fridavanderpoel.nl

Antoon Ruigrok is beeldend kunstenaar en architect. Hij is afgestudeerd aan de Faculteit Bouwkunde van de TU Delft in 1989. In de praktijk probeert hij hoofd-, hand- en fantasiewerk te combineren. Ruigrok was tweemaal lid van het Nederlandse team ‘Snow-sculpture’ in 1994 en 2000. Als ontwerper werkt hij op vele schaalniveaus, van schilderijtjes tot gebiedsontwikkeling, van tentoonstelling tot kastelen en allerlei facetten van het (ontwerp)werk daartussen. In 1993 ontving hij een gedeelde hoofdprijs in de ontwerpwedstrijd voor het nieuwe Stadhuisplein van de gemeente Leiden. In 2004 zette hij samen met Frida van der Poel het ‘Holland Ontwerp’ van Rudi Struik onder water in de tuin van Ars Aemula Naturae in Leiden in het project ‘De Binnenplaats’.